- juste
- juste1 [zĵuust]〈m.〉1 (de) rechtvaardige ⇒ vrome2 (het) rechtvaardige ⇒ juiste♦voorbeelden:2 être dans le juste • gelijk hebben————————juste2 [zĵuust]〈bijvoeglijk naamwoord〉1 rechtvaardig ⇒ eerlijk2 rechtmatig ⇒ eerlijk, juist3 precies ⇒ nauwkeurig, juist4 〈kleren, schoeisel〉krap ⇒ nauw♦voorbeelden:2 juste cause • eerlijke zaakjuste punition • gerechte straf3 au plus juste prix • zo goedkoop mogelijkà la seconde juste • op de seconde af¶ 〈België〉 il n'est pas tout juste • hij heeft ze niet allemaal op een rijtje→ milieu————————juste3 [zĵuust]〈bijwoord〉1 precies ⇒ juist, nauwkeurig, net2 krap ⇒ nauwelijks (toereikend)3 slechts ⇒ alleen maar♦voorbeelden:1 chanter juste • zuiver zingentomber juste • op het juiste moment komenje ne sais pas au juste • dat weet ik niet zo precies2 tout juste • maar net, nauwelijksc'est tout juste s'il ne m'a pas frappé • het scheelde maar een haar of hij had me geslagen¶ comme de juste • natuurlijk, uiteraard1. adj1) rechtvaardig, eerlijk2) rechtmatig, juist3) precies, nauwkeurig4) krap, nauw [kleding]2. adv1) precies, juist, net2) krap, nauwelijks3) slechts, alleen maar
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.